Scheuer-orgel van de Hervormde kerk in Den Ham
In het jaar 1839 wordt het nieuwe kerkgebouw van de Hervormde gemeente in gebruik genomen. Dit gebouw komt in de plaats van de middeleeuwse parochiekerk, die wegens bouwvalligheid gesloopt is. Aanvankelijk is het niet de bedoeling om in de nieuwe kerk een orgel te plaatsen. Daarom is op initiatief van een aantal gemeenteleden een inzamelingsactie gehouden. Dit lever het bedrag van 1.800 gulden op. De kerkvoogdij is dan bereid om de plannen ook te ondersteunen. Wanneer uiteindelijk het bedrag van 2.200 gulden ingezameld is wordt aan orgelbouwer Johann Christoff Scheuer de opdracht verleend om een orgel te bouwen.
Johann Christoff Scheuer is geboren in Emlenkamp (thans Emlichheim) op 27 december 1776. In 1801 verhuist hij naar Coevorden, waar hij vanaf 1812 ook organist is van de Hervormde kerk. Vanuit Coevorden voert Scheuer zijn eerste orgelbouw werkzaamheden uit. Naast onderhoudswerk (bijvoorbeeld aan het orgel van de grote kerk in Meppel) bouwt hij ook een aantal nieuwe orgels. Scheuers eerste nieuwbouw orgel is gereed in 1808 en is bestemd voor de Hervormde kerk van Dalfsen. Helaas is hiervan alleen het schijnfront wat achter het daadwerkelijke orgel stond bewaard gebleven. De andere orgels die Scheuer vanuit Coevorden bouwt zijn voor Hardenberg (1819) en Ommen (1821).
In 1823 verhuist Johann Christoff Scheuer met zijn gezin naar Zwolle, de reden is de opdracht om een orgel te bouwen voor de Broerenkerk van Zwolle. In Zwolle bouwt Scheuer ook de orgels voor onder andere Oldemarkt (1828), Den Ham (1841), Hoogeveen (1843), Sneek (1847), Dalen (1850) en Kuinre (1855).
Scheuer wordt bij de orgelbouw geholpen door een aantal van zijn kinderen. Met het klimmen der jaren voeren de kinderen steeds meer werkzaamheden uit en trekt Johann Christoff zich meer terug. Op 12 februari 1854 overlijdt Johann Christoff Scheuer. Zijn kinderen zetten het bedrijf in eerste instantie voort maar vertrekken in 1858 naar Port Natal (Zuid-Afrika). Hiermee komt een einde aan de orgelmakerij Scheuer.
In het archief van de kerk zijn geen stukken te vinden over de bouw en ingebruikname van het orgel, waarschijnlijk doordat het orgel is gebouwd op initiatief van een aantal gemeenteleden. Toch zijn er een aantal bronnen die informatie geven over de ingebruikname van het nieuwe orgel:
Op 11 juli 1841 wordt het door Scheuer gebouwde orgel ingewijd. Broekhuyzen (ca. 1850) meldt het volgende:
“Ham provintie Overyssel. Het orgel in de kerk der Hervormde Gemeente aldaar gemaakt in 1841 door Scheuer en Zoon orgelmakers te Zwolle, geëxamineerd en voor het eerst bespeeld door Meyroos organist te Enkhuizen, ingewijd den 11 July 1841 heeft 11 stemmen 1 Handclavier, aangehangen Pedaal, 3 blaasbalgen lang 8 breed 4 voet. Prestant 8', Bourdon 16', Holpyp 8', Octaaf 4', Flute Douce 4', Quint 3', Woudfluit 2', Octaaf 2', Mixtuur III sterk, Fagot 16', Trompet 8', Afsluiting en Ventiel.”
Een artikel van onbekende herkomst maakt ook melding van de ingebruikname van het orgel:
"Den 11e July was het hier eenen blijden dag. Het nieuwe orgel op een zeer plegtige wijze ingewijd, hetwelk uit den rijwillige bydragen van leden der gemeente voor eene som van f 2500,- werd daargesteld. De heeren Scheuer en Zoons, orgelmakers te Zwolle zijn deszelfs vervaardigers. Het orgel werd bij deze gelegenheid bespeeld door de heer Meyvoort organist en stadsmuziekmeester te Enkhuizen.
Manuaal
Bourdon 16, Prestant 8, Holpijp 8, Octaaf 4, Fluitdoes 4, Quint 3, Super Octaaf 2, Woudfluit 2, Mixtuur IV, Sexquialter II, Trompet 8, Tremulant
De beide vermeldingen verschillen dus over het aantal koren van de Mixtuur en de aanwezigheid van een Fagot 16' dan wel een Sexquialter II.
Het contact tussen orgelbouwers en kerkvoogdij is niet altijd zonder conflicten. Zo klaagt de kerkvoogdij dat het orgel te laat is opgeleverd. Bij de oplevering van het nieuwe kerkgebouw op 17 mei 1840 had ook het orgel klaar moeten zijn. Vervolgens meldt Scheuer zich in de winter van 1843/1844 bij het Provinciaal College van Toezicht dat hij "totnogtoe de door de kerkvoogdij verschuldigde gelden voor aannemings- en onderhoudskosten, pro recto ad f 213,-" niet heeft ontvangen. In 1845 wordt dit ook opgelost, waarbij er dan wel een deurwaarder aan te pas moet komen.
In 1876 dient orgelbouwer G. Elberink een bestek in voor veranderingen van het orgel. De kosten hiervoor zijn f 750,-. Het bestek is niet bewaard gebleven en waarschijnlijk is het orgel toen ook niet veranderd. Elberink verzorgt op dat moment tevens het onderhoud. Hij ontvangt hiervoor f 20,- per jaar.
In 1887 wordt het gehele kerkinterieur opnieuw geschilderd. Het bestek meldt hierover het volgende:
"ART. 4 De predikstoel en het orgel met tribune en de trappen, behalve de traptreden, zwart te schilderen en op aan te wijzen plaatsen te vergulden: dit genoemde werk, waar noodig is te stoppen, plamuren en te schuren, dat alles zuiver vlak is, daarna met zwarte verf tweemaal te gronden en met rijtuigzwart oververven en eenmaal te vernissen met Copallka.
ART. 6 De Kolommen onder het orgel in marmerkleur te schilderen, volgens opgave."
Artikel 5 bepaalt dat de achterkant van het orgel geschilderd moet worden in een op te geven kleur. De uitvoering van de schilderwerkzaamheden staat vermeldt op de achterzijde van het orgel.
Op een achterschot staan de uitgevoerde schilderwerkzaamheden vermeldt.
Vanaf 1897 verzorgt Jan Proper uit Kampen de jaarlijkse stemming. Ook hij ontvangt hiervoor f 20,-. In 1910 voert Proper een “grote reparatie” uit, de kosten hiervoor zijn f 700,-. Tevens verdiept hij de orgelkas. In deze uitbouw plaatst hij een pneumatische windlade met daarop de houten pijpen van de Bourdon 16’ en de Holpijp 8’. Hij past op dat moment ook de dispositie aan. Een Gamba 8’ komt op de plaats van de Quint 3'.
Vanwege de slechte toestand van het orgel, wordt in 1947 advies gevraagd bij de Adviescommissie voor Orgelbouw van de Nederlandse Organisten Vereniging. Willem Zorgman brengt namens deze commissie een rapport uit. Hierbij is ook de in Den Ham geboren T. Telman bij betrokken.
Het rapport meldt dat het orgel in slechte staat is door vervuiling, achterstallig onderhoud en onoordeelkundig stemmen. Tevens geeft het rapport verassende inzichten in de waarde en schoonheid van het orgel. Bij het onderzoek zijn twee tongwerken aangetroffen. Een Trompet 8' en een Fagot 16'.
Verschillende orgelbouwers schrijven in op de uit te voeren werkzaamheden. Het werk wordt gegund aan de firma Sanders & Zoon uit Utrecht. Ze restaureren de windladen en verwijderen de Gamba 8' uit 1910. Nu komt op deze plaats weer een Quint 3'. Veel oorspronkelijk pijpen worden verlengd en voorzien van een stemkrul. Een nieuwe magazijnbalg wordt onderin het orgel geplaatst. De oorspronkelijke spaanbalgen die buiten het orgel staan worden daarbij buiten werking gesteld, maar blijven wel behouden.
De orgelbouwers adviseren om de windmachine te vervangen door een Meidinger en om de Fagot 16' te vervangen door een Sexquialter II. De Fagot is namelijk versleten. De kerkvoogdij geeft opdracht om beide voorstellen uit te voeren. Zo verdwijnt de Fagot en blijft het onduidelijk of dit een oorspronkelijk Scheuer register is geweest.
Op 17 februari 1950 ontvangt de kerkvoogdij het keuringsrapport. Er is veel lof over de uitgevoerde werkzaamheden, wel wordt geadviseerd voor aanvullende werkzaamheden:
• De Trompet 8' is ook versleten en moet vervangen worden.
• De frontpijpen zijn zeer dunwandig. 3 maal overschilderen heeft niet voldoende verbetering opgeleverd. Daarom moeten deze pijpen vervangen worden.
Het orgel zoals het tot 1956 op het balkon tegen de torenmuur staat
Vanwege het toenemende aantal kerkbezoekers wordt het gebouw uitgebreid met een beuk dwars op het oorspronkelijke gebouw. Hierdoor ontstaat kerk met een T-vorm. De kerk biedt sindsdien plaats aan bijna 1000 kerkgangers. Het orgel krijgt een plek tegen de achterwand van deze uitbreiding. Sanders zorgt in 1958 voor deze verplaatsing. Tevens wordt dan gehoor gegeven aan de adviezen uit het Keuringrapport. De frontpijpen worden vernieuwd en het orgel krijgt een nieuwe Trompet 8' deels met koperen bekers. De houten pijpen van de Bourdon 16' worden vervangen door exemplaren uit voorraad van de orgelbouwer. De spaanbalgen, die toch al niet meer in gebruik zijn, worden verwijderd. De kas wordt bij de overplaatsing voorzien van een crèmekleur.
Rond 1970 is de technische staat van het orgel zo slecht dat een restauratie noodzakelijk is. Daarnaast is er nog de grote wens om het orgel uit te breiden. Dat is bij de verplaatsing niet gedaan, maar vanwege de uitgebreide kerk wel noodzakelijk. Er worden daarom plannen gemaakt voor een gecombineerde restauratie en uitbreiding. Jan Jongepier treedt hierbij op als adviseur. Ook de inbreng van plaatselijke organist en tevens architect P.C. Meijer is hierbij van onschatbare waarde. Na een intensive voorbereidingsperiode krijgt de Firma Flentrop Orgelbouw in 1974 krijgt de opdracht om het Scheuer te restaureren en het uit te breiden met tweede klavier en een vrij pedaal.
Het orgel wordt zoveel mogelijk teruggebracht in de toestand zoals Scheuer het in 1841 heeft opgeleverd. De windladen zijn gerestaureerd waarbij de sponsels zijn gehandhaafd. Hierop is een hechthouten plaat aangebracht. De oorspronkelijke slepen zijn weer gebruikt. De door Proper aangebrachte uitbouw van de kas is verwijderd en alle houten pijpen zijn weer direct achter het front geplaatst. Hiervoor zijn nieuwe vervoerstokken en conducten aangebracht. De Quint 3' en Trompet 8' en het hoogste koor van de Mixtuur zijn vernieuwd in Scheuer stijl. De stemkrullen en frontpijpen van Sanders blijven behouden. De baarden van de frontpijpen worden wel verwijderd.
Lang heeft er onduidelijkheid bestaan over de bezetting van de voorlaatste sleep. De overgeleverde dispositie gegevens spreken elkaar tegen over de aanwezigheid van een Sexquialter II dan wel een Fagot 16'. Ook in het oeuvre komen beide van Scheuer komen beide stemmen voor. Het hoofdwerk van Scheuer orgel in de Broerenkerk en Zwolle heeft een vergelijkbare opbouw als het orgel in Den Ham, het orgel in Zwolle heeft echter één stem meer. Hier zijn namelijk zowel een Sexquialter II als een Fagot 16' aanwezig. Een voorzichtige aanwijzing in de richting van de Sexquialter geeft de organisten instructie uit 1876, hier wordt vermeldt: "het stemmen van het tongwerk". Uiteindelijk heeft de demontage van de laatste stok de doorslag gegeven om een Sesquialter te plaatsen. In de discant van de een na achterste plaats waren namelijk dubbele boringen zichtbaar.
Het onderpositief wordt geplaatst in de onderkas, hieruit wordt daarom de niet originele windvoorziening verwijdert. Ondanks de relatief grote onbenutte ruimte blijkt het toch lastig om hierin het Onderpositief te plaatsen. Daarom wordt de kas verhoogd. Tevens wordt meer hoogte gecreëerd door het balkon te voorzien van een basementlijst in de vorm van een tandlijst. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door de firma Poel.
Het front van het Onderpositief is geïnspireerd op het Scheuer-orgel van Kuinre gebouwd in 1856. Het snijwerk is niet gekopieerd omdat dit in een andere stijl is uitgevoerd als dat van Den Ham. Daarom is het nieuwe snijwerk ontworpen door de orgelmakers, waarbij gebruik is gemaakt van motieven van het oorspronkelijke snijwerk.
Het pedaal is geplaatst in een vrijstaande kas achter de hoofdkas. De lade heeft een piramidale opstelling analoog aan het Scheuer orgel van de doopsgezinde kerk van Sneek.
De dispositief van het nieuwe onderpositief is vergelijkbaar met die van het rugpositief van de Broerenkerk van Zwolle, zij het dat in plaats van de Woudfluit 2' een Viola di Gamba 8' discant is aangebracht. De pedaaldispositie is ontleend aan het orgel van Sneek. Met daarbij als aanvulling een Octaaf 8' en een Holfluit 2'. Als 16' tongwerk is gekozen voor een Bazuin 16'. Hierdoor ontstaat een ruime pedaalbezetting met maarliefst 7 stemmen.
De oorspronkelijke mechanieken van Scheuer blijven bij de uitbreiding zoveel mogelijk gehandhaafd. Wel is het manuaal voorzien worden van een mechaniekdoorvoer voor het positief. En zijn de abstracten tussen het manuaal en de winkelbalk aangepast.
De windvoorziening is ondergebracht naast het orgel, vanuit de kerk gezien aan de rechter kant. Een nieuwe magazijnbalg voorziet het orgel van een ruime adem.
Bij het kleuren onderzoek van H.H.J. Kurvers komen verschillende kleuren naar boven. De kleur van het orgel is de crèmekleur uit 1950. De eerste overschildering blijkt de kleur rijtuigzwart te zijn, aangebracht in 1887. De oorspronkelijke kleur uit 1841 is een bruin/donkerrode die als houtimitatie is aangebracht. De fa. Wemekamp brengt deze oorspronkelijke kleur weer aan op de orgelkas en ook de nieuwe pedaalkas wordt in deze kleur geschilderd. De ornamenten worden waar nodig van bladgoud.
Op 13 december 1974 wordt het gerestaureerde en uitgebreide orgel weer in gebruik genomen. Jan Jongepier verzorgt hiertoe een concert, waaraan ook de plaatselijke muziekvereniging Juliana meewerkt. Zij hebben tijdens de restauratie de diensten muzikaal opgeluisterd.
In februari 1977 is er nog gewerkt aan de tongwerken. Veel bekers blijken te kort, wat een zeer nadelige invloed heeft op de stemming. Bij de bekers van de Dulciaan 8' is dit te wijten aan de in 1974 gekozen oplossing. De grootste bekers zijn namelijk te lang om zonder verkropping in de kas te passen. Eerst zou daarom alleen het groot octaaf kortere bekers krijgen. Uiteindelijk is toen besloten om alle bekers in te korten, iets wat toch niet blijkt te werken. Door verlenging en verschuiving van de bekers van alle tongwerken wordt een betere stemvastheid verkregen. Ook het karakter van de Bazuin 16' en Dulciaan 8' is hierdoor verbeterd.
Het door Flentrop geplaatste onderpositief. Vooraan staan pijpen van de Dulciaan 8', in de pijpen van het groot en klein octaaf is een naad zichtbaar, dit is de soldeernaad van de verlenging uit 1977. Deze foto toont de situatie voor het onderhoud van 2012/2013.
In de winter van 2012/2013 is een grote onderhoudsbeurt uitgevoerd, wederom door de firma Flentrop Orgelbouw. Alle pijpwerk is hierbij uit de kas gehaald en in- en uitwendig gereinigd. Tevens is het noodzakelijk om alle in 1974 aangebrachte conducten te vervangen. Door loodcorrosie vielen ze letterlijk uit elkaar. De manuaalkoppelconstructie is aangepast waardoor koppelen tijdens het spelen de mechanieken niet meer kan beschadigen. Tevens blijkt het mogelijk om de toonkwaliteit en stemvastheid van de tongwerken nog verder te verbeteren. Een groot deel van de tongen is vervangen door dikkere exemplaren. Tevens is de volledige Dulciaan 8' nog eens verlengd. Ook de Trompet 8' is voor een groot deel verlengd. Daarnaast is het loodbeleg van de Bazuin 16' en van het groot octaaf van de Dulciaan 8' verstevigd, door de druk van de stemkruk was het beleg op die plaats ingezakt.
Hoofdwerk C-f''' | Windladen van Scheuer | |
Bourdon | 16' | Scheuer, C-f Eikenhout aantal houten pijpen Flentrop |
Prestant | 8' | Frontpijpen van Sanders. Binnenpijpen van Scheuer |
Holpijp | 8' | Scheuer, C-F Eikenhout |
Octaaf | 4' | Scheuer |
Fluitdoes | 4' | Scheuer |
Quint | 3' | Flentrop |
Super octaaf | 2' | Scheuer |
Woudfluit | 2' | Scheuer |
Mixtuur | IV | Scheuer, hoogste koor Flentrop, samenstelling zie onder |
Sexquialter | II | Flentrop, samenstelling zie onder |
Trompet | 8' | Flentrop, Eikenhouten koppen en stevels |
Onderpositief C-f''' | Windlade en alle stemmen van Flentrop | |
Fluitdoes | 8' | C-B(Ais) Eikenhout |
Viola di Gamba | 8' | Vanaf c' |
Prestant | 4' | Deels in Front |
Fluit | 4' | Gedekt |
Roerquint | 3' | |
Octaaf | 2' | |
Terts | 1⅗' | |
Flageolet | 1' | |
Dulciaan | 8' | Eikenhouten koppen en stevels, C-H met loodbeleg |
Pedaal C-d' | Windlade en alle stemmen van Flentrop | |
Subbas | 16' | Eikenhout |
Octaaf | 8' | |
Openfluit | 8' | Eikenhout met loden stemrol |
Octaaf | 4' | |
Holfluit | 2' | Gedekt |
Bazuin | 16' | Eikenhouten koppen en stevels. C-E halve lengte, alles met loodbeleg |
Trompet | 8' | Eikenhouten koppen en stevels |
Speelhulpen | ||
Manuaalkoppel | ||
Pedaalkoppel | ||
Tremulant | ||
Vulstemsamenstelling |
Mixtuur: | |||||||||||
C | 1’ | ⅔’ | ½' | ¼' | |||||||
c | 2’ | 1⅓’ | 1’ | - | ½' | ||||||
c' | 4’ | 2 ⅔’ | 2’ | - | 1’ | ||||||
c'' | 8’ | 5⅓’ | 4’ | - | 2’ | ||||||
Sexquialter: | |||||||||||
C | 1⅗’ | ||||||||||
c' | 2⅔’ | 1⅗’ |